Wet op de Raad van State
Artikel 47
Tegen de vice-president, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst kan noch een rechtsvervolging, noch een rechtsvordering worden ingesteld wegens hetgeen zij tijdens de beraadslaging in de Raad, een afdeling als bedoeld in artikel 17, de Afdeling bestuursrechtspraak of een kamer van die Afdeling hebben gezegd, dan wel daaraan schriftelijk hebben overgelegd.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.